In het midden van de jaren 50 mocht ik af en toe met ome Piet mee. Hij ging dan in Roggel en Heijtse de boerderijen af op zoek naar kippen. De meeste boeren hadden een gemengd bedrijfje. Het zag er erg armoedig uit.
Ome Piet handelde in kippen en die verkocht hij later, als ik me niet vergis in Maasniel, bij een poelier. Op zijn wagen stonden kippenkorven en hij had ook een eigen bascule met eigen gewichten bij zich. Voor mij was een ritje met ome Piet een avontuur. Hier hoorde ik ook , voor het eerst het woord watervot. Tijdens zijn gang door de kippenhokken zocht hij ook watervotten. Als ik hem vroeg: Wat zijn dat? antwoordde hij: Watervotten zijn watervotten, en hij kneep in het achterste van de kip. Zuuse det? Det is un watervot.Nieuwsgierig naar dat woord, tik ik in Google watervot in. Geen enkele treffer. Dan probeer ik waterkont en jawel hoor. Ik had 2 treffers. In een dialectisch woordenboek stond: Waterkont. die hen he'n watterkont.(die kip heeft een dik achterwerk.)De 2de treffer vermeldde het volgende: Jaan handelde in kippen. Een kip met een waterkont is een kip met een stevig achterwerk. Jaan had de gewoonte de kippen in het achterwerk te knijpen om te kijken of er misschien nog een ei in zat. Als Jaan kippen opkocht, keek ie of de kippen geen waterkont hadden, want dan waren ze verder niet verhandelbaar.Ome Piet werkte ongeveer op dezelfde manier. De watervotten waren niets waard, ze vraten alleen maar voer.Weet je wat, zei hij dan, ik geef je een gulden voor die 8 watervotten. Zo gezegd, zo gedaan. De watervotten kwamen in een aparte korf. De goede, gezonde kippen werden gewogen met de eigen bascule en zijn eigen gewichten. De kilo's werden afgerekend, plus 1 gulden voor de watervotten. Aan het eind van de dag ging alles naar de poelier. Ome Piet gaf me 2 kwartjes en ik durfde niet te vragen wat er met de watervotten gebeurde.
Har.